Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Jaargang 125
(2009)– [tijdschrift] Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde–
[pagina 140]
| ||||
Odile Heynders
| ||||
[pagina 141]
| ||||
ingezoomd wordt op zeven personages in beide steden. Ze kan bekeken worden op internet (http://gaza-sderot.arte.tv), waarbij de kijker zelf de volgorde van de episoden kan bepalen. Hij kan besluiten de chronologie af te lopen en daarbij te switchen tussen beide steden; hij kan alleen de verhalen uit de ene stad volgen of focussen op wat een personage gedurende de twee maanden doormaakte. De documentaire als geheel omvat tachtig video's in veertig episoden en biedt een caleidoscopisch panorama. Als we slechts een persoon volgen, raken we verwikkeld in een soap opera met familiedrama's, teleurstellingen en cliffhangers. Maar steeds blijven we ons bewust van de politieke spanning, dankzij het split screen dat Gaza aan de linkerkant toont en Sderot rechts. De documentaire is een vruchtbaar onderwerp voor een discussie over geschiedenis en narratieve analyse, en is uitermate bruikbaar voor onderwijs in de geesteswetenschappen. Mensen aan beide zijden van de grens vertellen hoe zij de politieke situatie zien, hoe zij zich voelen en hoe ze hun toekomst zien. Aan de Palestijnse kant spreekt men over de armoede sinds de blokkade door Israel, aan de Israëlische kant over de kassam raketten die constant worden afgevuurd, voorafgaan door het Red Alert. Opmerkelijk is dat toch alle personages een min of meer ‘alledaags’ leven leiden. Het gaat om ‘gewone’ mensen die ook typen vertegenwoordigen: de student, actrice, boxer, ambulance chauffeur, huisvrouw, visser, aardbeienteler, Kung Fu leraar, of de groenteman die ervan droomt tot burgemeester verkozen te worden. De actie is niet spectaculair; eigenlijk komt de handeling neer op gewoon (over)leven. Maar hoe kan dat gewoon zijn als er sprake is van voedsel en medicijntekorten en van het constante gevaar van een raketaanval? We ontmoeten flat en round characters; flat zijn degenen die zich nauwelijks ontwikkelen, zoals de teleurgestelde sporters aan beide zijden van de grens die naar het hoogste streven maar dat niveau door de omstandigheden niet kunnen bereiken. Round characters, zelfs bijna Dostojevski-achtige personages, zijn er ook: zij ontwikkelen zich en verbazen in de ambiguïteit van hun alledaagsheid. Bijvoorbeeld de kapster Yafa Malka in Sderot. Op het eerste gezicht is zij naïef en sensatiebelust, het typisch domme blondje. Zij wordt interessanter als we haar zien in haar comfortabele huis, dat volledig onderkelderd is, bestemd tot schuilplaats tijdens bombardementen. Deze vrouw blijkt ambitieus, trots op haar adolescente soldatenzoon, slim in het misleiden van haar buurman die rekent op haar stem. En ze is in staat de heldinnenrol te spelen als een Arabische straatverkoper wordt uitgescholden door een Israëlische voorbijganger. Het verhaal van Gaza en Sderot illustreert menselijke kracht - het dagelijks leven op microniveau - en het hopeloze politieke conflict in de regio - geschiedenis op macroniveau. ‘Life in spite of everything’ is de niet mis te verstane ondertitel van de film. De documentaire is gebaseerd op shots uit de realiteit waarin verschillende personages hun rol vervullen. De kijker kan zijn versie van het verhaal tot stand brengen op basis van het materiaal dat in split-screen wordt getoond. Dit split screen werkt als litteken en verbintenis. Nergens kunnen we ontsnappen aan de indruk dat de twee werelden gescheiden zijn en met elkaar in verband staan, gedoemd verbonden te zijn. De geesteswetenschappen, gebaseerd op een veelheid aan disciplines, kunnen niet voorbijgaan aan de bestudering van het narratieve, van narratieve structuren in de werkelijkheid, van verhalen van gewone mensen. ‘We organize our experi- | ||||
[pagina 142]
| ||||
ence and memory of human happenings mainly in the form of narrative - stories, excuses, myths, reasons for doing and not doing, and so on,’ schrijft Jerome Bruner (The Narrative Construction of Reality, 1991). Verhalen van verschillende mensen leveren een historische achtergrond bij ideologische en politieke conflicten en het begrijpen van culturele verbanden en verschillen in ruimere zin. Hoe veelstemmiger de vertellers, des te meer uitdaging voor de wetenschapper. Een documentaire die verslag legt van de werkelijkheid opent ruimte voor verbeelding. De meeste personages in Gaza en Sderot dromen van een mooiere toekomst. Sommigen willen vertrekken naar elders - mogelijk wanneer je in Israel woont, niet als je je aan de Palestijnse kant van de grens bevindt. Elk personage vertelt van idealen, gefrustreerde ambities en angst. De narratieve kracht van de documentaire is effectief; we leren meer van de gewone levens dan we uit kranten of televisiejournaals kunnen opmaken. Werkelijkheid stopt niet waar de verbeelding wordt ingevoerd - integendeel: door de verbeelding van de vertellers kunnen we ons voorstellen hoe het is dagelijks te leven in een oorlogsgebied.
Hoe past de neerlandistiek in dit verhaal? Zij zou - en dat is in lijn met het rapport-Cohen - haar veronderstelde disciplinariteit kunnen openbreken. tntl, een tijdschrift voor Taal- en Letterkunde, is 125 jaar geleden gebaseerd op de gedachte dat het hier twee disciplines betreft die gescheiden zijn. Maar in narrativiteit zijn taal en literatuur onlosmakelijk verbonden. Zonder taal geen communicatie, zonder verbeelding geen begrip daarvan. Taal is een cultureel systeem en vraagt om culturele analyse. Literatuur is zeer specifiek taalgebruik en vraagt om context en reactie. De neerlandistiek zou meer bewust haar culturele, esthetische, ethische en politieke gelaagdheid kunnen uitdragen. Dat impliceert dat de grenzen van het vakgebied geopend moeten worden naar de wereld toe: geen afgesloten literaire canon bestuderen, maar discussie voeren via de literatuur over maatschappelijke kwesties en zelfs - om met Martha C. Nussbaums Cultivating Humanity te spreken - over onderwerpen als citizenship en civilization. (Een literair auteur als David van Reybrouck wijst erop dat die ‘citizens’ niet per definitie erudiet, maar ook laaggeschoold en allochtoon zijn (Pleidooi voor populisme, 2008)). Literaire teksten - in de brede zin van het woord van romans en film tot podiumpoëzie of pamflet - kunnen maatschappelijke discussie aanzwengelen doordat zij een tegengeluid laten horen, verschillende stemmen doen spreken. Het rapport-Cohen signaleert een achttal structurele problemen van de geesteswetenschappen. Het meest zwaarwegende lijkt mij het probleem van de maatschappelijke uitstraling. Hoe kunnen we de neerlandistiek relevanter maken, niet alleen voor financierders maar (vooral) voor leerlingen in het voortgezet onderwijs. Mijn indruk is dat leerlingen en studenten, meer dan tien jaar geleden, aangesproken willen worden op hun verantwoordelijkheid voor de wereld. Een canon aangeboden krijgen heeft geen zin als je niet zelf uitgedaagd wordt mee te denken, een mening te vormen, de grotere verbanden te zien. Het grotere verband van de neerlandistiek is de Europese cultuur, waarin diverse taal- en letterkundeproblemen vragen om meningvorming. En om die Europese cultuur te doorgronden hebben we andere disciplines, van geschiedenis tot rechtsfilosofie, nodig. De uitdaging voor de neerlandistiek ligt in het aangaan van interdisciplinaire samenwerkingsverbanden, waarbij het uitgangspunt is dat wetenschap gefundeerd is in de | ||||
[pagina 143]
| ||||
werkelijkheid. Met literatuur proberen de wereld om ons heen te begrijpen. Neerlandistiek in Europa betekent ook het aan de orde stellen van Nederlandse literatuur op verschillende Europese podia. (Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Iedere letterkundige wetenschapper kent het fenomeen van verbannen worden naar de zolder van een internationaal congres zodra je in de titel van je presentatie een Nederlands auteur hebt genoemd. De grote literaturen trekken de aandacht bij de kleine weg.) Daarvoor zijn vertalingen nodig en vergelijkingen en wordt de wetenschapper opnieuw uitgedaagd grenzen te overstijgen, het vakgebied open te breken. Ik keer terug naar de Gaza/Sderot-documentaire. Is dat een onderwerp voor een les Nederlands? Ik denk van wel om verschillende redenen: in de eerste plaats is het relevant om de narratieve structuur van een internetdocumentaire aan de orde te stellen en daarmee het narratieve basisprincipe van menselijk handelen te illustreren, en ten tweede sluit de film goed aan bij Nederlandse literaire teksten van bijvoorbeeld Leon de Winter, Het recht op terugkeer (2008), Abel J. Herzberg, essays in het Verzameld werk over zionisme en de staat Israël, of bij werk van Jacob Israël de Haan, bijvoorbeeld zijn reisbeschrijving Palestina uit 1925 waarin hij visueel sterke beelden oproept van een kapot geslagen Gaza: De stad is in den oorlog zeer gehavend. In de hoofdstraat zijn geheele blokken huizen door bommen opengescheurd. Het Seraïl, een oud gebouw uit de dertiende eeuw, is zwaar beschadigd. Ook de groote Moskee, oorspronkelijk een Kerk uit de twaalfde eeuw, waarin veel mooi, oud materiaal verwerkt was. Er is nog bijna niets hersteld. De Bazar heeft niet veel te beteekenen. Donkere straatjes. En waar is de geur van het specerijenstraatje van Jeruzalem? De Bedoeïenen komen hier gaarne koopen. Liever dan in Hebron. Door heel Palestina brengen de kleine, stipte ezeltjes de zwarte en met rood beschilderde potten van Gaza. (De Haan 1925: 93) Maar ook zou een les Nederlands naar andere literaturen kunnen doorverwijzen, naar de politieke en historische roman A Tale of Love and Darkness (2005) van de Israëlische auteur Amos Oz bijvoorbeeld of naar de Palestijnse film van regisseur Hany Abu-Assad, Paradise Now (2005), over zelfmoordaanslagen in Israël. Op die manier zou de les Nederlands recht doen aan wat Gayatri Spivak in Death of a Discipline de taak van de New Comparative Literature noemt: persistently and repeatedly undermine and undo the definitive tendency of the dominant to appropiate the emergent. Training in such persistent and repetitive gestures comes, necessarily, in the classroom. (Spivak 2003: 100). Spivak onderscheidt de humanities van de multiculturele cultural studies met hun ‘postmodernist skepticism’, omdat humanities voor haar niets met een sceptische houding te maken hebben, maar juist met het tegendeel, met het werken aan een ‘just World’. Lezen en leren hebben voor haar in de eerste plaats te maken met responsibility, met ‘being responsive’, met teksten die ‘answerable’ zijn (100-103). Neerlandici zouden dit meer ter harte kunnen nemen en in teksten uit heden en verleden aanknopingspunten moeten zoeken voor het bestaan in de wereld van nu. | ||||
[pagina 144]
| ||||
Bibliografie
| ||||
Adres van de auteurUniversiteit van Tilburg |
|